Andere schilderijen van Linda Arts

Alex de Vries, Head of media and design /2006

"Ga er maar van uit dat je van niks weet, dan kun je de kunst het best op waarde schatten."

Om je als schilder uit te drukken, moet je je afvragen waarmee je kunt volstaan: wat is genoeg? Allereerst moet je de wereld uitzicht geven en inzicht bieden. Een schilder moet de wereld iets voorhouden, zodat de beschouwer in die wereld een richting kan inslaan of desnoods die wereld kan verlaten. Die richting kan het tegenovergestelde zijn van wat de kunstenaar voorstelt, hoewel deze vaak in dat tegenovergestelde ook al heeft voorzien. Linda Arts is een schilder die je rücksichtslos uit die wereld verbant. Daardoor ontbreekt het je aan houvast. Je verliest je in haar werk.

De uiterste consequentie van het tweedimensionale van de schilderkunst is dat deze vooral een verdwijnpunt is, een putje waarin alles wegloopt, of een oneindige verte waarin alles oplost. Dat is dan ook de reden waarom de schilderkunst steeds op sterven na dood is en er met graagte wordt ingestemd met euthanasie. Trek de stekker er maar uit. Een bijna-doodervaring is het enige dat nog licht aan het eind van de tunnel biedt. De intentie van de schilderkunst is echter een totaal andere dan te vegeteren als de comateuze, vrijwel hersendode discipline waarvoor ze te vaak wordt aangezien. Je kunt vanuit de schilderkunst ook anders denken: niet in het platte vlak, niet in het illusionaire of in het voorstellingsloze. Op het moment dat je het verdwijnpunt of het oneindige verschiet achter je laat, betreed je een onbekend gebied dat voor de schilderkunst braak ligt. Dat is wat Linda Arts heeft gedaan. Ze heeft het perspectief afgeschaft, omdat ze daarmee niet kan volstaan. Ze keert echter niet terug naar een eerder perspectiefloos tijdperk, maar betreedt een ander terrein. ‘Terrein’ is eigenlijk niet het goede woord, want het kent geen afmeting of horizon. Ze begeeft zich in een ruimte die uitdijt en uiteindelijk weer in elkaar zal krimpen. Of dat met een knal of een zucht gepaard zal gaan, weten we niet. Voorlopig houdt zij daar alleen haar adem in.

Het gaat er niet om dat een kunstenaar er ‘anders tegenaan kijkt’ of een ‘nieuwe invalshoek’ kiest, maar dat hij zich rekenschap geeft van zijn plaats in het leven. Linda Arts vraagt zich dat als geen ander af en een antwoord heeft ze nog in de verste verte niet. In haar onderzoek naar wat haar werk in de wereld te betekenen heeft, komt ze tot bevindingen die in uiterlijke zin refereren aan stijlfiguren uit de kunstgeschiedenis, zoals het minimale, het concrete, het formele, het optische enzovoort. Daardoor ben je bij het beschouwen van een schilderij van haar niet meteen geneigd uit te gaan van een situatie waarin je nooit eerder verzeild bent geraakt. Heb je je daar eenmaal in verplaatst, dan ben je de weg kwijt – je bent in een kunsthistorisch nihilisme vastgelopen waar nauwelijks een uitweg uit mogelijk is. Daar loopt alles op zijn einde. Omdat in de westerse kunstgeschiedenis een circulaire ontwikkelingslijn wordt doorlopen, moet je ergens eindigen om weer van voren af aan te kunnen beginnen. Zo komt na abstractie figuratie, totdat je weer abstractie krijgt om de figuratie opnieuw uit te vinden. Volgens die gedachtegang moet Linda Arts wel abstracte schilderijen maken, want ze schildert niet figuratief. Je komt niet op het idee dat het werk buiten die kunsthistorische ordening valt. Daarvoor lijkt het te veel op de referenties die je in je hoofd hebt opgeslagen. Daar moet je afstand van nemen om te zien waar je mee te maken hebt. Arts maakt andere schilderijen. Haar werk maakt duidelijk dat je hopeloos tekortschiet als je met voorkennis handelt. Daar kom je niet mee weg.

De schilderijen van Linda Arts zijn als object tweedimensionaal: ze bestaan uit verf op een vlakke ondergrond. Dat is hun vorm als verhandelbare waar. Het is echter de schijngestalte van de schilderkunst waar slechts één kant van haar verschijning wordt belicht. Arts heeft een omtrekkende beweging gemaakt en benadert de schilderkunst van de andere kant, die nooit belicht is geweest, tenminste niet door de lichtbron die ons verblindt als we erin kijken. Maar op grond van het feit dat wij de achterkant van de maan niet kunnen zien omdat die niet door de zon wordt beschenen, mogen we toch niet beweren dat daar geen licht op valt. Als we alleen erkennen wat we zien, zouden we in gemoede onze ogen kunnen sluiten voor wat we niet willen weten.

Linda Arts wil iets anders weten dan wat ze ziet en kent. Pas door schilderijen te maken kan ze zich die voorstellen. Ze schildert iets wat ze niet heeft gezien, alleen maar heeft gedacht. Het is de consequentie van haar onwetendheid. Je moet je kennis ergens beginnen, bij het onbekende. Dat doe je als het ware op de tast. Stukje bij beetje verken je het voorstellingsloze waarin je terecht bent gekomen. Je draait om je as in het donker en strekt je uit naar wat je omringt. Er is nog geen kleur of vorm, alleen donkerder en lichtere partijen die elkaar repeteren en eigenlijk hetzelfde zijn of in ieder geval inwisselbaar. Het zijn niet eens waarnemingen, want je ziet helemaal niets: het zijn gedachten die je vormt om je de omgeving waarin je bent opgenomen voor te stellen. Je bent nog volkomen verloren. Als je eenmaal die manier van denken vorm hebt gegeven, krijg je een houvast van waaruit je verder kunt en het schilderij ontstaat. Dat kan er maar op één manier uitzien - hoewel je je soms vergist en het groter of kleiner blijkt dan je van plan was. Je weet nog niet waar dat schilderij toe leidt, maar vooralsnog is er nog een weg terug. Zo gauw je echter een stap verder doet, ben je die mogelijkheid gepasseerd. Je verliest je nu in de afstand die je aflegt, waar je in wordt getrokken. Niet van hier naar daar, niet erop en erover, niet erlangs of eronderdoor, niet van voor naar achter, niet eruit en erin. In die verhoudingen heeft dat traject geen bestemming. Je bent erin aan- of afwezig. Dat is de enige keuze die je als kunstenaar maken kunt. Je kunt aan het schilderij beginnen of niet. Dat het kan worden gemaakt staat vast. Het gaat erom of je dat ook wilt. Je schildert de ruimte in een tijd waarin niemand je ziet. Alleen dat schilderij. Daar verdwijn je in.

Omdat je niet weet wat je ziet, doet een schilderij van Linda Arts zich voor als een vorm van optisch bedrog. In een ritmische aaneenschakeling van witte en zwarte banen verliest het oog het van de hersenen die op hol slaan en duizelt het je. Dat zou je op het idee moeten brengen dat het niet gaat om waar je ogen tekortschieten, maar om de gedachten waar je niet bij kunt. En als je er met je gedachten niet bij kunt, kun je altijd nog trachten beter te kijken. Dat is waar het de schilderkunst om te doen is: kijken en denken. Je kunt iets zien en daarbij iets ervaren: de schilderkunst laat je ernaar kijken, zodat je erover kunt denken.

Langzaamaan wordt duidelijk dat het werk van Linda Arts uit zichzelf voortkomt en dat er geen invloeden van buitenaf zijn. Ze heeft de schilderkunst blanco betreden met wat rudimentaire sedimenten in haar brein die ze niet meer tot leven heeft kunnen wekken. Ze heeft er een raster overheen gelegd om het gebied waarbinnen ze kan bewegen in kaart te brengen en in te delen. Vakje voor vakje heeft ze alles afgegraven en afgeborsteld. Met nauwkeurig handwerk komt ze tot een herwaardering van wat aan de onverschilligheid van de tijd ten prooi is gevallen, om er een andere omgang mee te vinden en er belang aan te verlenen. Ze haalt iets anders te voorschijn dan er is achtergelaten. Ze geeft alles wat ze vindt een persoonlijke betekenis. Nadat ze de oppervlakte heeft opgebroken, brengt ze er diepte in aan. En die diepte spiegelt als glimmende lak.

Met de afwisseling van licht en donker delen we het verloop van de tijd in. Arts bewerkstelligt daarbij een omkering van de gegeven situatie. Haar schilderijen, maar meer nog haar lichtinstallaties zijn zorgvuldig georganiseerde vormen van verduistering en belichting. In een ruimte die zij met licht heeft ingedeeld, gaat de aandacht eerder naar de delen buiten het bereik van het licht dan naar de helder beschenen partijen. Die zijn namelijk overstraald en bestaan slechts dankzij de contrastwerking met de schaduwkant. Ze geeft het licht zelf schaduw. Bij een zonsverduistering staat de maan in het volle licht, alleen blijft de beschenen kant uit het zicht. We staren ons dan blind op onze eigen uitvergrote pupil met een omringend randje oogwit. In het licht zien we dat het donker is. In het donker zien we dat het licht is. Het gaat Arts erom dat ze een onverklaarbaar verschijnsel - niemand heeft ooit kunnen definiëren wat licht is - in een kunstzinnige gedaante uitwerkt. Zo krijgt ze greep op het bestaan.

Een kunstwerk van Linda Arts is geen natuurverschijnsel, ook geen nagebootst natuurverschijnsel. Alles wat is geschilderd om te laten zien wat we kennen, is een vorm van bedrog. Daarom schildert Arts wat we niet zien en niet kennen. Ook als dat is geschilderd, krijg je er niet echt vat op. Haar werk is een extra ruimte in de wereld waarin we leven. Die kun je betreden. Niet om te ontsnappen, maar om te weten waar je staat, daarbuiten.