Afstand nemen van de zichtbare werkelijkheid en deze omvormen tot een abstracte parallelle wereld waarin essenties de boventoon voeren. Een wereld waarin oneindig veel schakeringen van zwart en wit domineren met al het grijs daartussen, maar waarin ook af en toe een kleur de aandacht trekt. Een eigen domein waarin ruimte naar een andere dimensie vertaald wordt. Daarin speelt dan ook de factor tijd een rol, omdat ruimte en tijd vrijwel altijd gelinkt zijn. Wie een ruimte betreedt beweegt zich. En wie beweegt, beweegt zich zowel van A naar B als van het ene moment naar het andere. Dat kan heel fysiek zijn of met alleen de ogen, maar waar bewogen wordt, zijn altijd ruimte en tijd in het spel. Linda Arts weet langs beide assen het oog van de kijker te laten ervaren wat voor een rijkdom aan ruimte en tijd in een plat vlak kan ontstaan.
Met haar doeken, haar olieverf en tape weet Arts al zo lang ik haar ken een geheel eigen beeldtaal te spreken. Een taal van lijnen en vlakken, een taal van weinig kleur maar des te meer diepte, een taal ook die het mathematisch abstracte nadert zonder ooit de emotie van de schilderhand en de perfecte detaillering van het schildersoog te verliezen. Voor haar komt het ene werk als vanzelfsprekend uit het andere voort, het ene onderzoek voert naar het andere en zo verder. Saai of beperkt voelt het nooit.
Arts schildert veelal in haar atelier. Daar waar de verf de boventoon voert en de doeken door de deur passen. Haar atelier was ooit een huiskamer. Nu zijn de wanden al jaren bedekt met doeken die bijna af zijn of de voltooiing bereikt hebben. Diagonaal tegen de muren staan de doeken die nog niet af zijn, of zelfs alleen nog maar geprepareerd en opgespannen. Hier en daar zwerft een schets, want tekeningen vormen het startpunt van haar proces.
Daarnaast hangen er op het moment dat we elkaar spreken toevallig ook twee proeven van haar nieuwste editie, die bestaat uit twee zeefdrukken op plexiglas die ze in 2016 uitbrengt. Het plexiglas komt bewust wat los van de muur, waardoor het licht dat op de gedrukte oppervlakken valt een zachte, vertekende schaduw op de muur werpt. Een poëtische dubbele boodschap zoals Arts die graag inweeft.
Werk van Arts pik je er doorgaans zo uit. Het golft, is plat en diep tegelijk en soms lijkt het zelfs op je af te komen of je een visuele tunnel in te trekken. Haar werk speelt met strenge geometrie en buigt de waarneming, de ene keer op de eyevierkante centimeter in een strak grid, dan weer door vernuftige lijnvoering of transparant over elkaar liggende vlakken, met af en toe een beetje kleur. Voor Arts is het verbinden van uitersten van belang. Hoe zwartwit dit ook mag klinken, in feite laat ze het dichotome denken ver achter zich. Want in haar universum zijn zwart en wit geen ver van elkaar verwijderde uitersten, maar gradiënts die elkaar linksom of rechtsom altijd raken. Hetzelfde geldt voor licht en donker, plat en diep, lijn en vlak.
Associaties roept haar werk zeker op, van Op-Art tot Zero en De Stijl, waarbij Mondriaans rafelige Victory Boogie Woogie een eye-opener vormde. Op de academie experimenteerde ze nog met Oostindische inkt op doek, laag in laag, nat op nat, met mystieke Afrikaanse beeldjes als inspiratie. Daarnaast springt een zwaar wandwerk van gebogen staalplaten, verankerd in hout, uit de herinnering op. Maar ook die sculpturale weg leidde haar uiteindelijk toch weer naar de kwast. Nu regeren alleen nog olieverf en doek, licht en latex.
Daarnaast echoot in mijn hoofd ook de mentalitiet van kunstenaars als Schoonhoven en Sol Lewitt door in de aanpak van Arts. En natuurlijk zijn er ook aanverwante hedendaagse abstracten met wie ze zich in veel gevallen persoonlijk verbonden weet dankzij haar nomadisch kunstenaarsinitiatief PIT. Mede hierdoor brak zij de laatste jaren eveneens veelvuldig uit haar zo vertrouwde atelier om naast het tonen van haar schilderijen soms ook op verzoek muurschilderingen en lichtinstallaties te creëren.
In schaal treden deze installaties veelal ver buiten de mogelijkheden van het doek, maar ze kenmerken zich niet minder door lijnen en vlakken, optische vertekening en emotionele beweeglijkheid. Ze putten overduidelijk uit dezelfde bron als de schilderijen maar ogen wat speelser van aard. Misschien is het de tijdelijkheid die een wat lichtere aanpak toestaat, is het de vrijheid om zichzelf een plek te kunnen toeëigenen of is het de functie en atmosfeer van een ruimte waar ze zich heel onbevangen door laat leiden. Hoe dan ook, de manier waarop Arts een wand splijt met behulp van licht, een haakse hoek vaart weet te geven, een deur als vanzelfsprekend integreert in de matte latex en trappenhuizen zacht lanceert, is het levende bewijs dat haar werkwijze zich niet hoeft te beperken tot atelier en doek.
Ook in haar wandschilderingen en lichtinstallaties gaat het in de eerste en laatste plaats om het scheppen van emotionele ruimte. Hoe plat een wand ook is, hoe scherp een hoek, hoe kaal een kamer, Arts weet er met minimale middelen dusdanig perspectief in aan te brengen dat de ruimte openbreekt, het zicht verruimt en de vlakke stilte doorbroken wordt door ritme en kadans.
Wat Arts met haar wandschilderingen bewerkstelligt komt dicht in de buurt van wat sommige videomappers met hun grootschalige projecties bereiken: het in beweging brengen van wat ogenschijnlijk bewegingloos en hard is. En hoe analoog haar schilderhand ook is, in mijn ogen weet ze er de brug naar het digitale mee te slaan.
Voor mij is het meticuleuze mathematische werk van Arts niet ver verwijderd van sommige hoogtechnologische grids en structuren, zoals de datamatrixen en testpatterns van Ryoji Ikeda of Carsten Nicolai. Graag zou ik haar ruimtelijke schilderingen ook eens zien samensmelten met de spannende façade- en tunnelmappings van bijvoorbeeld Pablo Valbuena.
Zelf zal Arts de connectie tussen haar werk en het digitale echter niet snel leggen, maar dat wil niet zeggen dat die er niet is. De verbindende schakel is de architectuur, het scheppen van immateriële ruimte. Zowel de betere videomappers als Linda Arts weten door hun kennis van het spel met licht en donker, lijn en vlak bouwsels uiteen te leggen, te dematerialiseren en weer op te bouwen.
Voor Arts zijn het dan ook zelden hele gebouwen die inspireren; haar oog valt meer op architectonische details en vergezichten. Daar maakt ze geen foto’s van, hooguit schetsen. Maar het zijn vooral nabeelden die haar bijblijven, de ritmes van vormen. Eenmaal terug in het atelier vermengen die nabeelden zich met bestaande series tot nieuwe reeksen.
Bij hoge uitzondering liet ze me onlangs toch een foto zien van een beeld dat haar jeugd aan de oevers van de Waal voor haar samenvat. De open vierkante betonkokers die de tuibrug bij Beneden-Leeuwen dragen, de kale brug die lang van niks naar nergens heette te gaan, biedt onder de rijbaan een bijna eindeloos gelaagd diepteperspectief. Zo’n foto haalt dan weer even, heel even maar, de zichtbare werkelijkheid dichterbij, om je vervolgens toch weer diep mee te zuigen in de abstracte parallelle wereld van Linda Arts.