Het werk van Linda Arts (Nijmegen 1971) oogt bijzonder overzichtelijk. Een paneel of prent is verdeeld in geometrische vlakken waarin smalle banen in alle schakeringen tussen zwart en wit naast elkaar zijn geplaatst. Door de geleidelijke overgang van licht naar donker ontstaat een dieptesuggestie. Op enkele werken is over deze basisopbouw een horizontaal, verticaal of diagonaal raster aangebracht, in grijzen, of in een enkele kleur.
De spaarzaam ingezette middelen vestigen de aandacht op de waarneming, of liever gezegd, de problematiek daarvan. Bij het bekijken van het werk blijft het oog rusteloos heen en weer springen. De sterke dieptesuggestie stuurt het oog in een bepaalde richting, die op plaatsen waar licht en donker elkaar raken, even plotseling wordt afgebroken. Waar kleurbanen in glanzende lak of iriserende inkt zijn aangebracht, ontstaat een spiegeling die met elk gezichtspunt verandert en het zicht belemmert.
De zakelijke, bijna industiële uitstraling die het werk op het eerste gezicht misschien kan hebben, wordt compleet onderuit gehaald wanneer men het werk van dichtbij bekijkt. De banen blijken uit de losse hand te zijn geschilderd, waarbij de grijstint op het oog is gemengd. Kleine onvolkomenheden, zoals een wat rafelige scheiding tussen twee vlakken of de nerf van het triplex, doorbreken het patroon en verzachten het geheel.
Wat zo eenvoudig te begrijpen leek, is dat bij nader inzien helemaal niet. Het werk staat bol van schijnbare tegenstellingen, waardoor het vrijwel onmogelijk is om tot een totaalbeeld te komen en werkelijk inzicht te verkrijgen. Het werk vraagt om aandachtig en geconcentreerd kijken, waarna slechts één conclusie mogelijk is: waarneming heeft weinig te maken met rationaliteit.